Inleiding

De Basisopleiding Interieuradviseur is opgebouwd uit verschillende modules. Je krijgt inzicht in de lesstof. Tijdens het lezen van de lesstof kun je jezelf testen door vragen te beantwoorden.

Doelgroepen in de woonmarkt

Als interieuradviseur heb je te maken met verschillende mensen (doelgroepen). Voordat je iets ontwerpt of iets verkoopt, moet je je eerst verdiepen in je klanten. We beginnen deze proefles dan ook met de doelgroepen binnen de woonmarkt.

Voor elke consument heeft wonen een andere betekenis. Dat blijkt uit hun behoeften, uit hun wensen en uit wat ze kopen. De totale markt is op te splitsen in groepen consumenten die een aantal eigenschappen gemeen hebben. Zo'n groep mensen noemen we een deelmarkt of een marktsegment.

Uit een marktsegment kiest een ondernemer een doelgroep, een groep mensen op wie hij zich richt. Die doelgroep is een groep mensen die zich onderscheidt door leeftijd, geslacht, mentaliteit, smaak en status. je kunt een markt op basis van deze eigenschappen indelen. Ook op basis van hun beleving van interieur zijn de consumenten in te delen in groepen. Doelgroepensegmentatie op basis van interieurbeleving is vrij nieuw. We laten in dit hoofdstuk verschillende manieren zien waarop je de markt in doelgroepen kunt verdelen. We bespreken een indeling naar:

• Leeftijd
• Woon- en interieurstijlen
• Woonbeleving (van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel)

Doelgroepen op basis van woonbeleving

Het Hoofdbedrijfschap Detailhandel Wonen maakt onderscheid tussen vier soorten 'woonwerelden'.
Dit zijn:

• De rode wereld: een plek waar je kunt genieten en jezelf kunt verwennen 
• De gele wereld: een plek waar je met andere mensen plezier kunt maken
• De blauwe wereld: de plek die je graag aan anderen wilt laten zien
• De groene wereld: de plek waar je je veilig voelt

De rode wereld

In de rode wereld is het huis een plaats om te relaxen en te genieten. Inrichten gebeurt impulsief (op het gevoel) en revolutionair. Ze willen alle trends volgen. Hier wonen vooral energieke, eigenzinnige, creatieve, intelligente mensen. Het zijn trendsetters en ze zijn twintigplussers. Zij wonen veelal in stedelijke gebieden, zijn vrijgezel of wonen samen. Het interieur is multifunctioneel, met aparte of speciale onderdelen. Men heeft enkele zeer bepalende meubelstukken en verder zo weinig mogelijk meubelstukken.
Deze groep leest Living en Elle Wonen. Ze komen vaker in de Bijenkorf, V&D, speciaalzaken, wereldwinkels en op rommelmarkten dan de andere groepen.

Kenmerken van de inrichting:

• Liever te weinig dan te veel
• Makkelijke inrichting
• Design is belangrijk
• Volgens de laatste trends
• Impulsief, op gevoel

De gele wereld

In de gele wereld is het huis een plek om in te leven. De inrichting moet praktisch zijn en meegroeien of mee ontwikkelen met de levensfasen van de bewoners. De mensen uit de gele wereld zijn spontaan, enthousiast en geïnteresseerd in anderen. Zij zijn meestal 30 tot 50 jaar en hebben een gezin. Men zoekt de gezelligheid ook in de eigen buurt. Deze mensen maken veel gebruik van decoratieve elementen om sfeer te scheppen. Ze veranderen bijna niets aan het interieur. Zij vervangen alleen als het echt nodig is. Ze zijn weinig bezig met trends en ontwikkelingen. Ze besteden minder geld aan het interieur dan de andere groepen.

Ze lezen weinig tot geen interieurtijdschriften. Winkels die zij bezoeken, zijn de HEMA, Leen Bakker, Blokker en Xenos. Reclamefolders van deze winkels zijn de belangrijkste inspiratiebronnen. Ook kijken zij van alle groepen het minst op het internet.

Kenmerken van de inrichting:

• Men steekt veel energie in het interieur.
• Men leeft sfeervol en gezellig; accepteert rommel. 
• Er zijn ruimtes voor iedereen. 
• Er zijn geen bepalende meubelen. 
• Men besteedt weinig geld aan het interieur. 
• Men heeft liever een complete set dan één stoel.

De blauwe wereld

In de blauwe wereld is het huis noodzakelijk om rust te creëren en te tonen. De inrichting is enigszins statisch. De veranderingen gebeuren geleidelijk en bouwen voort op de reeds bestaande stijl en sfeer. In deze wereld leven mensen met een materialistische inslag, intelligent en zakelijk. Ze zijn gemiddeld 30 tot 50 jaar en hebben een gezin. Het interieur heeft vaak een exclusieve uitstraling en heeft speciale en aparte items, van exclusieve, luxe en hoogwaardige kwaliteit. Er is sprake van ruime budgetten, trends worden pas gevolgd als deze zich hebben bewezen.

Deze groep maakt gebruik van interieur- en stijladviseurs en professionele inrichters. Ze bezoeken veel speciaalzaken. Tijdschriften zijn voor hen heel belangrijk. Zij lezen Eigen Huis & Interieur, Residence, More Than Classic, Vivenda, Bloemen & Planten.

Kenmerken van de inrichting:

• De trends volgen
• Trots
• Veel geld uitgeven aan het interieur
• Liever te weinig dan te veel, leegte geeft rust
• Op zoek naar nieuwe dingen
• Design en merken

De groene wereld

In de groene wereld vormt het huis een thuis dat gestaag groeit, al naar gelang het levensverhaal meer invulling krijgt. De mensen zijn sociaal, op zoek naar zekerheid en veiligheid, behulpzaam en keurig. Ze zitten meestal in de leeftijdsgroep 40 tot 60 jaar en hebben een gezin waarde kinderen het huis uitgaan. Deze mensen gaan onderdelen vervangen door nieuwere en luxere versies. De sfeer staat echter alvast. De inrichting bevat veel spullen die herinneringen hebben. Ze doen weinig weg en veranderen doorgaans nooit iets aan het interieur. De meeste huizen zijn vol. Als ze wat kopen, doen ze dat het liefst in een winkel dicht bij huis en op een vertrouwd adres. Van alle groepen is deze groep het minst actief bezig met het interieur. Zij zoeken geen inspiratie in tijdschriften of op internet. De aanschaf van iets nieuws moet met zo min mogelijk inspanning gebeuren.

Kenmerken van de inrichting:

• Vertrouwd
• Sfeer
• Soms bereid meer aan het interieur te doen
• Moeite om dingen weg te doen
• Alleen veranderen als het nodig is
• Duurzame onderdelen
• Degelijkheid is belangrijk

Kleur en vorm zijn twee belangrijke elementen van ieder meubelontwerp.

Wanneer we een schilderij, een advertentie, een interieur, een cd-hoes of een verpakking bekijken, spreken we vaak bewust of onbewust een visueel oordeel uit. We vinden het mooi, saai, rustig, flauw of schokkend. Het beeld dat op het netvlies wordt geprojecteerd is samengesteld uit veel factoren. De vorm en de kleur van de voorstellingvallen ons als eerste op. Bij een meer aandachtige blik letten we ook op de compositie en de inhoud van de voorstelling. De combinatie van deze factoren kan leiden tot een evenwichtig of tot een rommelig totaalbeeld. Bij de beoordeling van een beeld speelt ook het individu een grote rol. Wat de één een rustig en fraai totaalbeeld noemt kan een ander als saai en statisch ervaren.

Kleurencombinaties

Bepaalde kleuren 'staan' bij elkaar: we vinden dat een mooie kleurencombinatie. Bepaalde kleuren 'staan' niet bij elkaar: we vinden ze 'vloeken' of het is een doffe of saaie combinatie.

Wat we mooi en wat we lelijk vinden varieert. Zoals je over de ontwikkeling van het kleurbeeld in het vorige hoofdstuk hebt kunnen lezen, vinden we bepaalde kleurencombinaties in de ene periode wel en in de andere periode niet mooi. Onze smaak is afhankelijk van de tijd waarin we leven. Natuurlijke, ecologische kleuren werden bijzonder gewaardeerd in de interieurs van begin jaren 90. Deze periode werd gevolgd door een tijd waarin de niet-kleuren zwart en grijs jarenlang dominant aanwezig waren. Rond de eeuwwisseling komt als reactie een kleurenexplosie.

Kleurakkoorden

In de kleurentheorie zijn er 'wetten' vastgelegd voor ideale kleurencombinaties. Dit noem je de leer van de kleurakkoorden. Deze leer ligt ten grondslag aan kleurencomposities. Kunstenaars die zich bezighouden met abstracte schilderkunst, maken hier dankbaar gebruik van. Het blijkt namelijk dat bepaalde kleurencombinaties door het grootste deel van de mensen als harmonieus en mooi worden ervaren. De kleuren in zo'n combinatie harmoniëren met elkaar. Kleurakkoorden kunnen uit twee, drie, vier en meer kleuren gevormd worden. Men spreekt dan van tweeklanken, drieklanken, vierklanken, zesklanken enzovoort.

Tweeklanken
In de kleurencirkel zijn twee recht tegenover elkaar staande kleuren complementair. Ze vormen samen een harmonische tweeklank. Rood-groen, blauw-oranje en geel-violet zijn zulke tweeklanken. Neem je een bepaalde menging van deze kleur, bijvoorbeeld een pastelrood doordat je er wit door gemengd hebt, dan moet je een groen nemen waar je evenveel wit in mengt. Dat geldt ook voor donkere tinten van beide kleuren.

Drieklanken
Wanneer je drie kleuren kiest uit de kleurencirkel die staan aan de uiteinden van een gelijkzijdige driehoek, dan vormen deze drie kleuren een harmonische drieklank.Geel-rood-blauw is de duidelijkste en sterkste drieklank.
Ook de drie secundaire oranje, violet en groen vormen zo'n drieklank. Geeloranje, roodviolet en blauw-groen is eveneens een drieklank die door een gelijkzijdige driehoek kan worden verbonden.
Dit systeem van harmonische kleuren kun je goed gebruiken bij het samenstellen van een interieur. Een vertrek in roodviolet en violetblauw kun je versterken met gele woonaccessoires als vazen en kussens. De driehoeken met gelijke zijden kun je naar believen draaien over de kleurencirkel; het levert altijd een harmonische drieklank op.

Vierklanken
Met behulp van een vierkant in de cirkelzijn de gewenste harmonische vierklanken te vinden. Er zijn drievierkanten mogelijk binnen de twaalfkleurige kleurencirkel:
– geel-violet-oranjerood-blauwgroen  – geeloranje-rood-blauwviolet-groen   – oranje-roodviolet-blauw-geelgroen.
Vierklanken zijn ook te vinden dooreen rechthoek te gebruiken die twee complementaire paren bevat.

Multicolor
Wanneer je meer dan een vierklank van kleuren gebruikt, spreek je van een multicolor interieur.